Ik blog nooit in opdracht, maar wel op verzoek. De meeste boeken die ik hier bespreek heb ik met zo'n verzoek gekregen van de uitgevers. Dat betekent niet dat
zij -of wie dan ook- enige invloed kunnen uitoefenen op de inhoud van dit blog. Ik blog gewoon zoals ik er zelf over denk.

Reacties? Graag! Ik stel het zeker op prijs als mensen de moeite nemen om te reageren.
Heb jij ook een weblog over boeken? Ik ben nieuwsgierig, dus laat gerust een linkje achter in jouw reactie.


dinsdag 15 oktober 2013

Hack 'n' slash loflied op de liefde

Christophe Vekeman – Marie

Genre: literaire roman
Publicatiedatum: 3 oktober 2013. 
Uitgever: De Arbeiderspers

Zou het mij gelukken om een boek te recenseren, of anders: om over dat boek te bloggen, als mij bij voorbaat al door de uitgever van het desbetreffende boek -dat weliswaar op het moment dat ik dit schrijf nog niet is uitgegeven, maar binnenkort wel in de winkel zal verschijnen- zowel in de aanbiedingsbrief als in de e-mail, ja, zelfs door middel van een nadrukkelijke aanwijzing op het omslag verboden wordt om uit het mij ter hand gestelde persexemplaar te citeren en zou ik ondanks deze restrictie toch aan anderen duidelijk kunnen maken waar dit boek over gaat en bovenal, waarom dit boek zo bijzonder -of laten we zeggen, anders dan andere- is? 


Tja, als ik niet mag citeren maar wel wil laten merken hoe uitzonderlijk Vekeman zijn zinnen componeert, kan ik weinig anders doen dan zelf een-poging-in-de-stijl-van te wagen.
Ik verwacht daarbij niet de taalkundige kwaliteiten van Christophe Vekeman te evenaren, zelfs niet te benaderen, maar ik hoop dat het wel een indruk geeft van zijn werk. Dat zal niet meer zijn dan een globale indruk, want Vekemans gebeeldhouwde zinnen zijn in tegenstelling tot mijn voorbeeld soms zorgvuldig opgebouwde verhaaltjes op zich.
En na zo’n ellenlange zin van pakweg tien regels met zes, soms zelfs zeven bijzinnen erin, vervolgt Vekeman dan weer met een zin van één woord. Of twee woorden. Of hooguit vijf. Maar niet langer.
Zo gaat het ook met de paragrafen waarin Vekeman zijn acht hoofdstukken opdeelt: er zijn er die meerdere bladzijden vullen, maar er zijn ook paragrafen van één korte zin, of zelfs van één woord.
Vreemd is daarvoor niet het juiste term, vervreemdend is beter. De vorm werkt mee aan het effect dat het verhaal op de lezer heeft. Als je het werk van Vekeman nog niet kent, komt alleen die vorm al als uitzonderlijk over. Voor mij is Marie een eerste kennismaking met deze Vlaamse schrijver, maar uit recensies van voorgaande boeken maakte ik al op dat dit taalgebruik bij hem hoort.

En als ik nou heel eerlijk moet zijn, vond ik dit bijzondere taalgebruik bij aanvang van het boek erg hinderlijk. Regelmatig zinnen opnieuw lezen omdat ik de draad kwijtraak, werkt niet bevorderlijk voor mijn leesplezier. Het is dat al in dat eerste hoofdstuk een ondertoon naar voren kwam waardoor ik vond dat ik verder moest lezen. Gelukkig. Want het vervolg tartte voor mij alle beschrijvingen en ik vraag me af of ik het zelf kan beschrijven.
Gaandeweg wordt het grillige verhaal steeds absurdistischer. Humor en idioterie wisselen elkaar af, om iets verderop hand in hand samen een stukje op te lopen. Vertelperspectieven wisselen regelmatig, soms zelfs om-en-om per zin, waardoor de schrijver het schakelvermogen van de lezer stevig beproeft.
En wie is Marie nou? Waar is Marie nou? O ja, die is al jaren dood. Maar hoe? Of waarom? En is dat wel belangrijk? Of juist niet? Waarom dan?

Het boek begint met de komst van Marie in het leven van de verteller, het verhaal is hier nog een grootse ode aan de liefde. Vanaf het tweede hoofdstuk speelt het verhaal opeens helemaal ergens anders: andere plaats, andere personages, ander verhaal, andere verteller, en bovenal: de liefde is weg. Of liever gezegd: we zien de keerzijde ervan. Alle personages hunkeren naar een of andere vorm van liefde die ze nooit kunnen bereiken. Alle personages hebben ook een andere voorstelling van de liefde, maar overal en bij iedereen heeft die liefde een grauwe, rauwe rand. De achterkant van de medaille, de pijn, de perversie, het is in niets meer die mooie, zuivere liefde en tegelijkertijd heeft het er alles mee te maken.

Tussendoor, op metaniveau, haalt de schrijver een enkele keer Marie weer tevoorschijn. Of hij maakt tegen de lezer andere rechtstreekse opmerkingen over het boek. En nee, ik weet het: Ik! Mag! Niet! Citeren! Dat doe ik dus ook niet. Maar het is zoiets als ‘Dit boek zou over Marie gaan, waarom lees ik er dan niks meer over?’
Daarna gaat de tekst weer verder waar hij gebleven was en verhaalt over een piepklein stadje onder een kaasstolp, volkomen geïsoleerd en op zichzelf aangewezen. Maar gelukkig voor de mensen die daar wonen, zijn zij dan weer niet helemaal op zichzelf aangewezen. Ze hebben immers hun burgemeester, die ook vader, echtgenoot, sheriff, cafébaas, God Almachtig en zo nog wat functies meer heeft. En zoals Onze Lieve Heer de zieltjes tot zich kan roepen, doet die multifunctionele burgervader dat ook. Iedereen die hem niet bevalt, legt het loodje in een steeds bloederiger en absurder verhaal. Dat werkt aanstekelijk: op den duur moordt iedereen die over is, lekker nog even mee.
Pas aan het einde van het boek lijken verhaallijnen weer een beetje naar elkaar te komen, of misschien toch niet? Plotseling besef je dat je enkele randfiguren uit het verhaal al uit het eerste hoofdstuk kent. Die randfiguren krijgen in de apotheose opeens weer betekenis. Behalve Marie want die is immers al jaren dood. Of niet? Wie zal het zeggen.

Zoals ik het vertel, lijkt het plot nergens op. Dat klopt. Dat is ook zo. Het plot is flinterdun, minimalistisch en één brok opgeklopte onzin die zweeft tussen het absurdisme en de waanzin. Doorspekt met humor, dat wel, maar tegelijkertijd ook verontrustend zwaarmoedig en zwartgallig. Toch weet Vekeman dat op zo’n manier te verwoorden, dat je met steeds meer plezier verder leest. En die moeilijke lange zinnen dan? Pas bijna aan het einde van het boek besefte ik opeens dat ik daar totaal geen last meer van had. Kwam dat omdat de zinnen niet meer zo oneindig lang en gelardeerd met bijzinnen waren? Of kwam dat doordat ik gewend raakte? Ik ben er speciaal op gaan letten: Vekeman blijkt consistent te zijn in zijn taalgebruik, het lag dus aan mij. Ik was er niet alleen aan gewend geraakt, ik was het zelfs gaan waarderen. Sterker nog: ik merk nu, bij het nalezen van deze tekst, dat zelfs mijn eigen taalgebruik erdoor veranderd is. Meer 'des Vekemans' zullen we maar zeggen. Want als je eenmaal thuisraakt in die geconstrueerde slagschepen van zinnen, blijken ze soms wonderschoon te zijn.

Toch vraag ik me af of dit alles is. Ik bedoel: begrijp ik dit boek wel? Heb ik er wel alles uitgehaald wat erin zit? Of vergis ik me mateloos en zitten er wél diepere lagen in Marie? Heb ik me zo zitten verkijken op deze voor mij nieuwe vorm, dat ik de diepere zaken niet heb gezien? Zou zomaar kunnen. Ik vind het boek de moeite waard om het nog een keer te lezen, misschien vind ik dan meer. En misschien ook niet, maar dat maakt eigenlijk niks meer uit. Want goedbeschouwd gaat het mij om die bizarre verhalen en plotwendingen, om dat absurde taalgebruik. Daar ben ik door dit boek wel een beetje van gaan houden. 



Hoe denken andere bloggende lezers over dit boek?
Hun blogbijdragen zijn te vinden via Een perfecte dag voor literatuur.



Geen opmerkingen: